Norovirus

Een infectie met het norovirus is een besmettelijke ziekte. Mensen krijgen het door een virus. Het wordt ook wel ‘buikgriep’ genoemd. Een infectie door het norovirus komt in Nederland veel voor, vooral in de winter.

Wat is het norovirus?

Mensen krijgen door het norovirus een ontsteking van de darmen. Een norovirusinfectie is erg besmettelijk. Het wordt ook wel ‘buikgriep’ genoemd. Iedereen kan een infectie door het norovirus krijgen. Sommige mensen hebben meer kans om ziek te worden. Vooral mensen die in groepen bij elkaar zijn. Bijvoorbeeld mensen in een verpleeghuis, de kinderopvang of als ze een groot feest bezoeken. Sommige mensen worden erger ziek door het norovirus. Dit zijn vooral jonge kinderen, ouderen en mensen die al een ziekte hebben. 

Hoe werkt een besmetting?

Het norovirus is erg besmettelijk. Het virus zit in ontlasting en braaksel van iemand die het virus bij zich draagt. 

Iemand met een infectie door het norovirus, kan anderen besmetten via de handen. Na bezoek aan het toilet kan het virus op bijvoorbeeld de wc-bril, de spoelknop, de kraan of de deurklink zitten. Hierdoor kan het virus via de handen in de mond terechtkomen. Via de handen kan het virus ook op speelgoed, bestek, servies en eten terechtkomen. 

Iemand die braakt, kan anderen mensen in dezelfde ruimte besmetten. Door braken komen kleine druppeltjes in de lucht. Mensen kunnen deze druppeltjes inademen en besmet raken. 

Wat merk ik?

De klachten beginnen meestal met:

  • Braken, dit is vaak heel heftig en kan heel plotseling beginnen 
  • Diarree 
  • Misselijk 
  • Koorts 
  • Hoofdpijn 
  • Buikpijn of buikkramp 

Wat kan ik doen?

De ziekte gaat meestal na 1 tot 4 dagen vanzelf over. Zorg dat iemand die ziek is genoeg drinkt en zout en suiker binnenkrijgt. Zo voorkom je dat iemand uitdroogt. Geef thee, water, bouillon en oplossing met suiker en zout (ORS). ORS kun je kopen bij de drogist of apotheek. Als je lang klachten houdt, bel dan de huisarts. 

  • Is de diarree en het braken over en voelt een kind zich weer goed? Dan kan het gewoon naar de kinderopvang of naar school. 
  • Heeft jouw kind een infectie door het norovirus? Vertel het dan aan de pedagogisch medewerker of de leerkracht. Zij kunnen in overleg met de GGD andere ouders informeren. Ouders kunnen dan letten op de klachten van een infectie door het norovirus bij hun kind. Soms zijn extra maatregelen op de kinderopvang of op school nodig. 
  • Een volwassene die zich goed voelt, kan gewoon werken. Werk je in de zorg of met kleine kinderen? Of in de voedselbereiding, bijvoorbeeld in een restaurant of een slagerij? Dan moet je eerst overleggen met je werkgever, de bedrijfsarts of de GGD voor je weer gaat werken. 

Er is geen inenting om een infectie door het norovirus te voorkomen. 

Handen wassen: 

  • voor het klaarmaken van eten en flesvoeding 
  • voor het eten 
  • nadat je naar het toilet bent geweest 
  • na het verwisselen van een luier of iemand op het toilet helpen 
  • na het schoonmaken, dus ook nadat je een vaatdoekje hebt gebruikt 
  • na aaien of knuffelen van dieren 

Zorg voor een schoon toilet: 

  • Laat iemand die ziek is een eigen toilet gebruiken. Kan dat niet? Maak dan het toilet direct schoon als de zieke naar het toilet is geweest. Vervang dan ook iedere keer de handdoek. 
  • Verschoon dagelijks de handdoek in het toilet of gebruik een keukenrol om de handen te drogen. 
  • Spoel het toilet door met de deksel dicht. 
  • Maak zeker 1 keer per dag het toilet schoon. Dit kan met een doekje en gewoon zeepsop, bijvoorbeeld met allesreiniger. 
  • Let op de volgorde van schoonmaken: van schoon naar minder schoon. Begin met de deurklink, kraan, spoelknop. Doe daarna de toiletbril en de toiletpot. 
  • Gebruik het doekje daarna niet om iets anders schoon te maken. Het is nog beter om doekjes te gebruiken die je weg kunt gooien. 

Werk schoon en precies in de keuken: 

  • Was de handen met water en zeep voor het klaar maken van eten. 
  • Was de handen met water en zeep na het aanraken van rauw vlees. 
  • Gebruik voor rauw vlees en rauwe groente aparte snijplanken. 
  • Was messen tussendoor af of gebruik verschillende messen. 
  • Was rauwkost en fruit altijd goed. 
  • Verhit het eten heel erg goed en kook groente zeker 2 minuten. 
  • Zorg dat vlees goed gaar is. 
  • Boodschappen gedaan? Zet ze zo snel mogelijk in de koelkast. 
  • Laat eten niet langer dan 2 uur buiten de koelkast staan. 

En verder: 

  • Houd de nagels kort. 
  • Laat iemand die ziek is een eigen tandenborstel, washandje en handdoek gebruiken. 
  • Laat iemand die ziek is geen eten klaarmaken voor anderen. 
  • Maak geen eten klaar zolang je diarree hebt. 
  • Kleding of beddengoed waar ontlasting of braaksel in zit, kan in de wasmachine. Doe de wasmachine niet te vol. Was minimaal op 40 graden op het volledige wasprogramma. Droog dan de was in de droger of strijk de was zo heet mogelijk. 
  • Heeft iemand gebraakt? Zet dan de deuren en ramen van de kamer waar gebraakt is 15 minuten open. 
  • Zorg dat er de hele dag verse lucht binnen komt. Laat bijvoorbeeld een raam op een kier staan of zet het rooster in het raam open. 
  • Maak speelgoed dat kinderen in de mond nemen elke dag schoon. Dit kan met gewone schoonmaakmiddelen. 

Heb je nog vragen?

Neem gerust contact met ons op. Hoe? Dat bepaal jij zelf. Bekijk de verschillende manieren.

Op werkdagen bereikbaar van 08.30-17.00 uur